Ez az oldal sütiket használ

A portál felületén sütiket (cookies) használ, vagyis a rendszer adatokat tárol az Ön böngészőjében. A sütik személyek azonosítására nem alkalmasak, szolgáltatásaink biztosításához szükségesek. Az oldal használatával Ön beleegyezik a sütik használatába.

Rilke, Rainer Maria oldala, Holland életrajz

Rilke, Rainer Maria portréja
Rilke, Rainer Maria
(1875–1926)
fr 
 
 
 

Életrajz

Rainer Maria Rilke (* 4 december 1875 – 29 december 1926 in het Sanatorium Valmont bij Montreux, Zwitserland) was een van de belangrijkste lyrische dichters in de Duitse taal. Daarnaast schreef hij verhalen, een roman, opstellen over kunst en cultuur en ook talrijke vertalingen, onder andere uit het Frans, van literaire werken en lyriek. Zijn omvangrijke briefwisselingen vormen een belangrijk deel van zijn literaire nalatenschap.

1875–1896: Kinderjaren en opleiding

Rilke werd als René Karel Wilhelm Johann Josef Maria Rilke op 4 december 1875 in Praag geboren. Destijds spraken velen, en met name de hogere klassen, in Praag Duits en geen Tsjechisch. (De Duitstalige schrijver Franz Kafka kwam ook uit Praag). Zijn kinderjaren en jeugd verliepen niet erg voorspoedig. Zijn vader, Josef Rilke ([1838]–1906) was een ontevreden man met een zwak karakter. Na een mislukte militaire carrière werd hij ambtenaar bij de spoorwegen. Zijn moeder, Sophie (“Phia”) Entz (1851–1961) was een bazige vrouw uit een welgestelde Praagse familie van industriëlen (oorspronkelijk Joods, maar later tot het christendom bekeerd om aan antisemitisme te ontkomen). De dromen over een voornaam leven die zij koesterde, zag zij in haar huwelijk niet vervuld worden. In 1884 leidde dit tot een echtscheiding. De verhouding met zijn moeder werd belast doordat zij niet over de vroegtijdige dood van haar oudste dochter heengekomen was en zij daarom René (Frans: De herborene) in de rol van zijn overleden zuster dwong, en zich zo uit emotionele hulpeloosheid aan hem bond. Tot zijn zesde levensjaar werd Rilke zo als meisje opgevoed: op oude foto's staat hij in een jurkje en met lang haar afgebeeld.

Onder druk van zijn ouders volgde de jongen, die veel talent voor dichten en tekenen aan de dag legde, vanaf 1885 een militaire opleiding, als voorbereiding op een loopbaan van officier. De eisen van de militaire oefeningen en de ervaringen binnen een samenleving die uit louter mannen bestond, traumatiseerden de gevoelige jongen blijvend. In 1891 stopte hij vanwege een ziekte met zijn militaire opleiding, waarna hij zich van 1892 tot 1895 met privéonderwijs voorbereide op zijn eindexamen waar hij in in 1985 voor slaagde. Vervolgens studeerde hij in 1895 en 1896 literatuur, kunstgeschiedenis en filosofie in Praag en München.

Na zijn vertrek in 1896 veranderde Rilke zijn voornaam van “René” in Rainer, en legde daarmee ook voor de buitenwereld zijn pogingen om die ongelukkige band met zijn familie te verwerken vast.

1897–1902: Ontwikkelingsjaren

In 1897 ontmoette Rainer Maria Rilke in München de veelbereisde intellectuele en schrijfster Lou Andreas-Salomé (1861-1937) en hij werd op haar verliefd. De daarop volgende innige relatie met de veel oudere en getrouwde vrouw duurde tot 1900. Ook na de scheiding toonde Lou Andreas-Salomé zich tot het einde van Rilkes leven zijn beste vriendin en adviseur. Daarbij zullen haar psycho-analytische ervaringen en kennis die ze in 1912 en 1913 bij Sigmund Freud opgedaan had een belangrijke rol gespeeld hebben.

"... wurde bekannt, daß sie dem großen, im Leben ziemlich hilflosen Dichter Rainer Maria Rilke zugleich Muse und sorgsame Mutter gewesen war..." (Sigmund Freuds Gedenkworte zum Tode Lou Andreas-Salomés, 1937)

"... werd er bekend, dat zij voor de grote, tijdens zijn leven tamelijk hulpeloze dichter Rainer Maria Rilke, zowel Muze als zorgzame moeder was geweest..." (Sigmund Freud, ter nagedachtenis aan de dood van Lou Andreas-Salomé in 1937)

Rilke reisde Lou Andreas-Salomé in de herfst van 1987 naar Berlijn achterna, en nam zijn intrek in een woning vlak bij haar in de buurt. In 1898 ondernam hij zijn eerste buitenlandse reis van meerdere weken naar Italië. In de twee opvolgende jaren bezocht hij Rusland tweemaal. In 1988 reisde hij met het echtpaar Andreas naar Moskou, waar hij een ontmoeting met Leo Tolstoj had. In de maanden mei tot en met augustus van 1900 volgde een tweede Ruslandreis, deze keer alleen met Lou Andreas-Salomé, waarin hij wederom naar Moskou ging en naar St. Petersburg.

In de herfst van 1900, direct nadat Lou Andreas-Salomé besloten had zich van hem los te maken, ontmoette Rilke de beeldhouwster Clara Westhoff (1878–1954), toen hij een bezoek bracht aan Heinrich Vogelere in Worpswede. Het voorjaar daarop traden zij in het huwelijk. In december 1901 kregen zij een dochter Ruth (1901-1972), echter reeds in de zomer van 1902 gaf Rilke de gemeenschappelijke woning op en reisde hij naar Parijs om daar aan een Monografie over de beeldhouwer Auguste Rodin (1840-1917) te werken. De relatie tussen Rilke en Clara Westhoff bleef gedurende zijn verdere leven intact, doch hij bleek niet de man voor een burgerlijk en plaatsgebonden gezinsleven. Tegelijkertijd ging hij gebukt onder financiële problemen, die slechts moeizaam opgelost konden worden door werkopdrachten aan te nemen. Voor Rilke was de samenwerking met Rodin van uitermate groot belang. Rodin wees hem op het belang van het observeren in de kunst. Dit leidde ertoe dat Rilke zijn poëtische opvattingen veranderde. In plaats van het eigen gemoedsleven vertrekt hij nu van een object (een plant, een dier, een carrousel, een kunstwerk) waarvan hij na intense objectieve observatie het meest essentiële, de kern probeert weer te geven zodat een soort dialoog ontstaat tussen de dichter en het object. Een typisch voorbeeld van deze zogenaamde 'dinggedichten' is 'Der Panther'.

1902–1910: De eerste scheppingsperiode

Zijn eerste oponthoud in Parijs viel Rilke zwaar, aangezien de vreemde en grote stad veel verschrikkingen verborg. Deze ervaringen heeft Rilke later in het eerste deel van zijn enige roman De aantekeningen van Malte Laurids Brigge (Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge) weergegeven. Tegelijkertijd echter zorgde de ontmoeting met het moderne voor talrijke prikkels: Rilke verdiepte zich eerst grondig in de beeldhouwwerken van Auguste Rodin en daarna in het werk van de schilder Paul Cezanne (1839-1906). Langzamerhand werd Parijs de belangrijkste woonplaats van de dichter. Van 1905 tot 1906 werd Rilke tot secretaris bij Auguste Rodin benoemd, die tegelijkertijd een idealistische vaderfiguur voor hem was. Kort nadat Rilkes echte vader gestorven was brak Rodin in mei 1906 de dienstbetrekking abrupt af. Voor de evolutie van Rilke als dichter is de de samenwerking met Rodin van uitermate groot belang gebleken. Rodin wees hem op het belang van het observeren in de kunst. Dit leidde ertoe dat Rilke zijn poëtische opvattingen veranderde. Terwijl zijn vroegere gedichten sterk emotioneel geladen zijn, vertrekt hij nu van een object (een plant, een dier, een carrousel) waarvan hij na intense objectieve observatie het meest essentiële, de kern probeert weer te geven zodat een soort dialoog ontstaat tussen dichter en object. Een typisch voorbeeld van deze zogenaamde 'dinggedichten' is het beroemde gedicht 'Der Panther'.

Zijn belangrijkste dichtwerken uit de tijd in Parijs zijn de Nieuwe gedichten (Neuen Gedichte) (1907), De nieuwe gedichten. Het andere deel (De neuen Gedichte anderer Teil) (1908) de beide Requiem-gedichten (1909) en de vermelde roman Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge), waar hij in 1904 al aan was begonnen, maar die hij pas in januari 1910 voltooide.

1910-1919: Innerlijke en uiterlijke omwentelingen

Na het verschijnen van de Aantekeningen kwam Rilke in een langdurige periode waarin het hem aan scheppingsvermogen ontbrak, een periode die pas in februari 1922 eindigde, toen hij de Elegieën van Duino (Duineser Elegien) voltooide, waarmee hij reeds in 1912 begonnen was. Deze gedichtencyclus dankt zijn naam aan zijn verblijf van oktober 1911 tot mei 1912 op het slot Duino van de gravin Marie von Thurn und Taxis, dat bij Triëst ligt.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verraste Rilke tijdens een verblijf in Duitsland. Hij kon niet meer naar Parijs terugkeren, zijn bezittingen die hij daar achtergelaten had werden in beslag genomen en geveild. Het grootste deel van de oorlog bracht Rilke in München door. Van 1914 tot 1916 had hij een stormachtige affaire met de schilderes Lou Albert-Lasard.

Begin 1916 werd Rilke opgeroepen voor militaire dienst en moest hij in Wenen een militaire basisopleiding doorlopen. Op voorspraak van een invloedrijk vriend werd hij overgeplaatst naar het oorlogsarchief en op 9 juni 1916 uit militaire dienst ontslagen. De tijd daarna bracht hij weer in München door, onderbroken door een verblijf op het landgoed Böckel in Westfalen van Herta Koening. De traumatische ervaring van de militaire dienst, die een vernieuwing van de verschrikkingen van zijn militaire schooltijd tot gevolg had, liet hem als dichter vrijwel volledig verstommen.

1919–1926: De voltooiing

Op 11 juni 1919 reisde Rilke van München naar Zwitserland. De uiterlijke reden was een uitnoding uit Zürich om een voordracht te geven, de eigenlijke reden was echter de wens om te onsnappen aan de naoorlogse hectiek, om zo het werk aan de Elegieën van Duino na lange tijd weer op te kunnen nemen. De zoektocht naar een geschikte en betaalbare woning bleek echter zeer moeilijk. Rilke verbleef onder andere Soglio, Locarno en Berg am Irchel. Pas in de zomer van 1921 vond hij zijn uiteindelijke verblijfplaats in het Chateau de Muzot dat in de buurt van Sierre in het Kanton Wallis ligt. In 1922 kocht Rilkes mecenas Werner Reinhart (1884–1951) het gebouw en hij liet Rilke er kosteloos in wonen.

Hier brak een zeer productieve tijd aan, en binnen enkele weken voltooide Rilke in februari 1922 de Elegieën van Duino, niet lang daarna schiep hij daarook de beide delen van de gedichtencyclus Sonnetten aan Orpheus (Sonnette an Orpheus). Beide werken worden tot de hoogtepunten van Rilkes werk gerekend.

Sinds 1923 had Rilke echter met grote gezondsheidsproblemen te kampen, waardoor hij langere tijd in een sanatorium opgenomen moest worden. Ook zijn langdurige verblijf in Parijs van januari tot augustus 1925 was een poging om door verandering van plaats en levensomstandigheden aan zijn ziekte te onstnappen. Desalniettemin schreef hij ook nog in deze laatste jaren tussen 1923 en 1926 nog talrijke losse gedichten (bijvoorbeeld Gong en Mausoleum) alsook een omvangrijk en tot op heden niet voldoende naar waarde geschat lyrisch werk in de Franse taal.

Pas kort voor zijn overlijden werd vastgesteld dat Rilke aan leukemie leed. De dichter stierf op 29 december 1926 in het sanatorium Volmont sur Territet in de buurt van Montreux en werd op 2 januari 1927 op de begraafplaats van Raron, westelijk van Visp bijgelegd. Op zijn grafsteen staat een door hemzelf uitgekozen epitaaf:

Rose, oh reiner Widerspruch, Lust,
Niemandes Schlaf zu sein unter soviel
Lidern.

Roos, oh zuivere tegenspraak, het genot,
niemands slaap te zijn onder zoveel
oogleden.



http://nl.wikipedia.org/
Gyűjtemény ::
Irodalom ::
Fordítás ::

minimap