Lied 17 (Holland)
Het nieuwe jaar is aangebroken, God zij hiervoor geprezen. De lente wordt met graagte verwelkomd door diegene die van minne vreugde ontvangt, en dan in zichzelf erkent dat hij graag bereid is om voor hoge minne te allen tijde pijn te doorstaan. In alle seizoenen moet diegene lijden, die edele minne wil dienen, en moet hij zijn minnedienst vermeerderen, als hij van haar voorspoed wil verkrijgen en als hij wil ervaren hoe de minne met minne mint, die hem van zijn hart en verstand beroofde. Een nieuw seizoen en nieuwe minne slaan beide een wonde in hetzelfde hart. Dat ik dit als iets nieuws ervaar, dat heeft nu mijn hart verwond: dat deze edele gestalte in haar subtiele natuur zo lang voor ons verborgen blijft. Dat iemand in nieuwe seizoenen in minne zou dienen, dat zou nu wel iets heel nieuws lijken. Want men vindt nu maar weinig mensen die naar de smaak van ware minne streven. Want de wrede vreemden blijft onbekend hoe het seizoen, waar ik altijd naar verlang, mij van mijn hart heeft beroofd.
Az idézet forrása | http://belgium.poetryinternationalweb.org |
|
|